Ontstaan van de filosofie
De filosofie als cognitieve activiteit is ontstaan tussen de 7e en de 4e eeuw vot. in de Griekse invloedssfeer. In dit artikel vind je meer informatie over de culturele omstandigheden waarin de filosofie tot bloei kwam.
1. De Griekse polis

De filosofie is een product van de Griekse cultuur uit de 7e en 4e eeuw vot. Het ontstaan van de filosofie ging samen met de opkomst van de polis als maatschappelijke structuur. De totalitaire regimes zoals die in het Oude Nabije Oosten gebruikelijk waren, werden in sommige Griekse steden vervangen door democratische systemen waarin wetten opgesteld werden door de burgers van de polis. Binnen die maatschappelijke hervorming werd discussie belangrijk. Discussiëren bestaat voornamelijk uit argumenteren en redeneren. Om geldige conclusies te bekomen dient de interne logica van datgene wat gezegd wordt, te worden gerespecteerd.

Herakleitos van Efese, een van de eerste filosofen, hield een ‘wij’ versus ‘zij’ mentaliteit aan. Hij zag filosofen als zij die over logos beschikten - zij die inzicht hadden in de interne logica tussen talige entiteiten, en die deze logica respecteerden in hun redeneringen. De niet-filosofen daarentegen beschouwden woorden als losse entiteiten en waren zich niet bewust van de logos van taal. Volgens Herakleitos had de polis dus filosofen nodig om deel te nemen aan deze maatschappelijke discussies en moest omgekeerd, iedere burger filosoof worden.  

2. De taak van de filosoof

De taak van de filosoof was dan om na te denken over de maatschappij en meer bepaald om er achter te komen hoe wij ons ten opzichte van de werkelijkheid en onze medemens verhouden. 

Herakleitos veronderstelde het bestaan van een ware natuur of phûsis, een ware zijnsorde. Die zijnsorde is ons niet meteen duidelijk. Het was de taak van de filosoof om op zoek te gaan naar de harmonische relaties tussen alles wat is. 

De Griekse filosofie was pragmatisch, het was een manier van leven. Het vinden van de juiste relaties tussen alles wat bestaat en de plek van de mens in die zijnsorde was van belang om gelukkig te kunnen worden en goed te leven. Kennis van de werkelijkheid maakt het immers mogelijk om in overeenstemming met die natuur te handelen. De mens maakt deel uit van het bestaan en inzicht hebben in de werking van de wereld en van onszelf, stelt ons in staat om betere beslissingen te maken voor onszelf en onze omgeving. Zo was de redenering.