Taal en schrift
Het eerste schrift werd rond de 2e helft van het 4e millennium voor onze tijdsrekening ontwikkeld in Sumer. Met het ontstaan van het schrift begint de periode die wij aanduiden als historie. Uiteraard werd taal al veel eerder gebruikt dan dat. De uitgesproken klanken zijn alleen nooit in schrifttekens omgezet en daardoor voor altijd aan ons verloren gegaan. Taal en schrift zijn dus twee verschillende dingen. Talen worden geordend in taalfamilies en schriften in schriftsystemen.
1. Schriftsystemen

Niet iedere taal heeft zijn eigen schriftsysteem. Verschillende talen uit verschillende taalfamilies kunnen gebruik maken van hetzelfde schriftsysteem, en aan elkaar verwante talen kunnen verschillende schriftsystemen hanteren. Ook kunnen bestaande schriftsystemen worden overgenomen en vervolgens aangepast om de klanken uit de eigen taal beter mee weer te geven.

1.1 Soorten schriftsystemen

Er worden in totaal drie soorten schriftsystemen van elkaar onderscheiden:

  1. logografische,
  2. syllabografische
  3. en alfabetische

Een logografisch schrift gebruikt één teken om één woord mee uit te drukken. Een syllabografisch schrift gebruikt één teken per syllabe[1] en een alfabetisch schrift gebruikt één teken per letter.

Zoals je in het Ontstaan van het schrift kunt lezen, is het eerste schrift rond 3300 vot. in Mesopotamië ontstaan. Net als het Egyptische hiërogliefenschrift, was het Mesopotamische spijkerschrift aanvankelijk een logografisch schriftsysteem. Zowel het Mesopotamische spijkerschrift als het Egyptische hiërogliefenschrift hebben een ontwikkeling doorgemaakt van een puur logografisch naar een gemengd logografisch-syllabografisch schriftsysteem. Beide schriftsystemen gebruikten dus aanvankelijk één teken per woord, maar ze zijn die tekens geleidelijk aan ook voor lettergrepen beginnen te gebruiken.

In het Sumerisch staat het teken * bijvoorbeeld voor ‘An’ de hemelgod. Later is men dat teken ook beginnen gebruiken om de klankencombinatie ‘an’ in andere woorden mee weer te geven. Dat eenzelfde teken zowel voor woorden als voor lettergrepen kunnen staan, maakt het Sumerisch moeilijk om te vertalen. 

1.2 Soorten tekens

De semiotiek, dat is de studie van de tekens, onderscheidt drie soorten tekens: het icoon, de index en het symbool. De soorten tekens worden van elkaar onderscheiden op basis van de relatie tussen de tekens en datgene waar ze naar verwijzen.

Iconisch tekens verwijzen naar objecten uit de werkelijkheid op basis van de gelijkenis tussen het icoon en het object waar het naar verwijst. Voorbeelden van iconen zijn bepaalde verkeersborden, zoals het opgepast voor overstekende pinguïnsbord in Nieuw-Zeeland. We zien een pinguïn afgebeeld en daardoor weten we dat er pinguïns op de baan kunnen verschijnen en we voorzichtig moeten zijn.

Indexicale tekens gebruiken een kenmerk of eigenschap van iets om het object mee aan te duiden. Een index geeft een symptoom weer van iets. Het geeft iets weer wat het gevolg is van iets anders. Zo kan rook bijvoorbeeld staan voor vuur of wijst een voetafdruk op de aanwezigheid van een ander dier.

Symbolen tenslotte zijn arbitraire tekens. Arbitrair betekent willekeurig. Er bestaat geen zichtbare relatie tussen een symbolisch teken en datgene waar het naar verwijst. De betekenis van symbolen berust louter op sociale of culturele afspraken.

1.3 Van iconen naar abstracte symbolen

Symbolen zijn veel abstracter dan iconische en indexicale tekens. Het Sumerisch maakte aanvankelijk gebruik van pictogrammen. Pictogrammen zijn iconische tekens, ze verwijzen naar een object uit de werkelijkheid op basis van visuele gelijkenissen.

Ook de Egyptische hiërogliefen hebben een pictografisch karakter. Pas later zijn de tekens abstracter geworden. De oudste Sumerische tekens lijken bijvoorbeeld veel meer op voorwerpen uit het dagelijkse leven, dan het abstractere spijkerschrift.

1.4 Ontstaan van het alfabet

Het meest abstracte schriftsysteem is het alfabetische. In het tweede millennium vot. werd in Ugarit, een oude stad in Mesopotamië, voor het eerst een alfabetisch schriftsysteem ontwikkeld. Een alfabetisch schriftsysteem bestaat uit tekens die klanken representeren. Tekens die klanken representeren noemen we letters. Het Ugaritisch (de taal) werd geschreven in een spijkerschrift bestaande uit 30 tekens.

In de Sinaï woestijn ontstond rond dezelfde periode het Proto-Sinaïtisch alfabet:

Het Proto-Sinaïtisch schrift is uiteindelijk ontwikkeld tot het Fenicische schrift. De Feniciërs leefden aan de oostkust van de Middellandse zee. Zij waren een belangrijk zeevarend volk en dreven handel met de Grieken. De Grieken hebben op basis van het Fenicisch een eigen alfabetisch schriftsysteem ontwikkeld en via de Grieken is het Fenicische alfabet in de rest van Europa terecht gekomen.

2. Taalfamilies

Talen worden gegroepeerd in taalfamilies. Al in de 16e en 17e eeuw zagen taalkundigen gelijkenissen tussen verschillende talen, maar daar werd niets bijzonders mee gedaan. William Jones, een Britse rechter die aangesteld was in Calcutta, was de eerste die zich afvroeg of talen als het Grieks, het Latijn en het Sanskriet misschien uit dezelfde taal afkomstig konden zijn en dat idee aan een groter publiek bekend maakte.

Het idee van een gemeenschappelijke ‘oertaal’ waar alle talen op terug gingen, verspreidde zich als een lopend vuur onder de Europese geleerden en steeds meer taalkundigen begonnen vanuit die hypothese onderzoek te doen. Ze begonnen de verschillende talen van de wereld met elkaar te vergelijken en te groeperen op basis van hun gemeenschappelijke kenmerken. Uit die activiteit is de academische tak van de Historische vergelijkende taalkunde gegroeid.

Lees het artikel over het ontstaan van de Historische Vergelijkende Taalkunde om te zien hoe taalkundigen te werk gaan bij het construeren van taalfamilies.

2.1 Afro-Aziatische talen

De oudste geattesteerde taal van de wereld is het Sumerisch. Hoewel het Sumerische schrift door de Akkadiërs is overgenomen en de Akkadiërs dus hetzelfde schriftsysteem gebruikten, lijken de talen zelf helemaal niet op elkaar. Het Akkadisch vertoont meer gelijkenissen met het Egyptisch en de Semitische talen, zoals het Oud-Babylonisch, het Aramees en het Arabisch. Op basis van hun gelijkenissen zijn al deze talen onderberacht in de Afro-Aziatische taalfamilie.

Voor het Sumerisch zijn geen verwante talen gevonden. Het behoort tot geen enkele taalfamilie en wordt daarom een geïsoleerde taal genoemd.

2.2 Indo-Europese talen

Andere belangrijke talen uit het Nabije Oosten behoren tot de Indo-Europese taalfamilie. De Indo-Europese familie is één van de grootste taalfamilies van de wereld. Zowat alle Europese talen, net als heel wat Indische talen behoren tot de Indo-Europese tak.

Naast de Afro-Aziatische en de Indo-Europese talen bestaan er nog enkele grote talenfamilies in de wereld zoals de Sino-Tibetaanse taalfamilie, de Altaïsche taalfamilie, de Amerindische taalfamilie enzovoort.

De talen van de wereld zijn talrijk. Ze worden ondergebracht in de Ethnologue, een overzicht van alle talen van de wereld. De eerste versie van de Ethnologue werd in 1951 gepubliceerd door Richard S. Pittman. Meer taalkundigen hebben zijn werk voortgezet. De huidige versie bevat meer dan 6900 talen en kan online worden geraadpleegd op: http://www.sil.org/.

Voetnoten

  • 1. = lettergreep

Bronvermelding

  • Beekes, R.S.P. (2011), Comparative Indo-European Linguistics. Amsterdam: John Benjamins.
  • De Graef, K. (2012), Talen van het Oude Nabije Oosten, Gent: Universiteit Gent.
  • Willems, K. (2009), Inleiding tot taal- en tekststructuren. Gent: Universiteit Gent.