- Home
- Natuur
- Neurowetenschap
- Kritisch denken
- Taal
- Cultuur
- Community
Nachtmerries bestrijden
Akelige dromen, bijna iedereen wordt er wel eens door geplaagd. Nachtmerries zijn vervelend maar hebben meestal geen ernstige gevolgen op ons leven. Soms echter, kunnen de nachtmerries zo frequent of zo verontrustend worden dat ze ons dagelijks functioneren wel verstoren. Wanneer dat gebeurt, heeft men het over een nachtmerriestoornis. Nachtmerries kunnen gepaard gaan met andere mentale problemen zoals angstigheid en/of depressie, maar kunnen ook als probleem op zichzelf bestaan. Om dat probleem aan te pakken, zijn verschillende methodes voor handen, waaronder imaginatie- en rescriptingtherapie (IRT) en lucide droomtherapie (LDT). Die methodes, alsook de klinische definities van een nachtmerrie worden hier beschreven.
Inhoud
1. Wat is een nachtmerrie?
Zowat alle mentale aandoeningen, hun definities en behandelmethodes komen terecht in The Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders van de American Psychiatric Association. De DSM krijgt regelmatig een nieuwe editie om up to date te blijven en dient als leidraad voor medisch geschoolde mensen die psychiatrische aandoeningen behandelen.
Lees het artikel: Wat is mentale gezondheid? voor meer informatie over DSM en de manier waarop psychiaters en psychologen bepalen wat als gezond of normaal wordt beschouwd en wat niet.
1.1 De DSM-definitie
Volgens DSM-IV wordt een nachtmerrie gedefinieerd als:
- een extreem beangstigende droom
- die leidt tot ontwaken
Verder kunnen NM’s volgens de DSM alleen gediagnoseerd worden als:
- ze zich niet uitsluitend voordoen in de loop van een andere mentale stoornis
- ze leiden tot ‘distress’ of functionele stoornissen tijdens het waken
Nachtmerries waaruit de dromer niet ontwaakt worden bad dreams of vervelende dromen genoemd. Enkel wanneer de nachtmerries het wakende leven verstoren, spreekt men van een nachtmerriestoornis.
1.2 Kritiek op de DSM-definitie
Niet alle onderzoekers binnen het psychologische vakgebied zijn het met deze definitie eens. Spoormaker, Schredl & van den Bout (2006) wijzen er op dat ontwaken niet noodzakelijk blijkt te zijn om overdag hinder te ondervinden van de nachtmerries, en dat er naast angst ook andere negatieve emoties zoals woede en verdriet de nachtmerrie kunnen overheersen.
Volgens het DSM-advies mag de diagnose ‘nachtmerriestoornis’ enkel gesteld worden indien de nachtmerries niet samen gaan met andere psychische klachten. Maar dat is vrij zelden het geval. Nachtmerries worden daardoor vaak als een symptoom gezien van andere psychische klachten en slechts zelden op zichzelf behandeld. Nochtans hebben veel mensen last van nachtmerries, en zijn er technieken beschikbaar die efficiënt werken en goedkoop en eenvoudig toe te passen zijn.
2. Een cognitief model voor terugkerende nachtmerries
In A cognitive model for recurrent nightmares [1] beschrijft Victor Spoormaker, onderzoeker aan het Max Planck Institute of Psychiatry in München, een cognitief model voor terugkerende nachtmerries en overloopt hij enkele effectieve behandelmethodes om nachtmerries mee te bestrijden.
2.1 Terugkerende nachtmerries als scripts
Het centrale element in Spoormakers model is dat terugkerende nachtmerries worden voorgesteld als een script. Dat script blijft ongewijzigd als gevolg van cognitive avoidance. Cognitive avoidance is het onbewust ontwijken van herinneringen die hevige negatieve emoties opwekken. Aangezien nachtmerries dromen zijn die hevige negatieve emoties opwekken, kan cognitive avoidance optreden na het ontwaken als gevolg van die hevige emoties. Cognitive avoidance kan je zien als een soort automatische mentale reflex om pijnlijke herinneringen af te zonderen van onze overige gedachten en herinneringen zodat we daar niet voortdurend door worden geplaagd. Als gevolg van die reflex blijven de nachtmerriescripts in hun geheel bewaard en kunnen ze opnieuw opduiken in onze dromen.
Of het script wordt geactiveerd of niet hangt volgens Spoormaker af van:
- De toegankelijkheid van het script.
- De interpretatie van de emoties die beleefd werden in de nachtmerrie. Die interpretatie gebeurt achteraf, tijdens het waken.
Zowel 1) als 2) zouden beïnvloed worden door dezelfde factor: namelijk angst. Hoe angstig iemand is, hangt deels af van de persoonlijkheid. Mensen verschillen in de manier waarop ze gebeurtenissen evalueren. Sommige mensen zijn sneller bang of evalueren gebeurtenissen nu eenmaal sneller als negatief dan anderen. Achtervolgd worden door monsters wordt niet door iedereen als een nachtmerrie ervaren, voor sommigen is het niet meer dan een spannende droom, terwijl anderen er badend van in het zweet door kunnen ontwaken. De angstigheid van de persoon hangt daardoor samen met het aantal dromen dat iemand als nachtmerrie kwalificeert[2].
3. Vier cognitieve strategieën om nachtmerries te verminderen
Spoormaker beschrijft vier succesvolle cognitieve strategieën om het nachtmerriescript aan te passen of de cognitive avoidance te omzeilen. Die strategieën zijn: relaxatie, exposure, imaginatie-rescriptingstherapie en lucide droomtherapie. Sommige van die methodes zou je gerust zelf uit kunnen proberen, andere kan je beter onder professionele begeleiding doen, maar dat hangt af van de ernst van je klachten en de oorzaak van je nachtmerries. Sommige terugkerende nachtmerries gaan terug op ingrijpende gebeurtenissen uit je leven, andere niet. Nachtmerries die te herleiden zijn tot een bepaalde intense of 'traumatische' gebeurtenis, worden ook wel posttraumatisch genoemd. Dat soort nachtmerries zijn vaak een herhaling van die gebeurtenis. Andere terugkerende nachtmerries hebben niets met traumatische gebeurtenissen te maken, maar grijpen eerder terug op een bepaald thema dat je als extreem beangstigend beschouwt. Voorbeelden daarvan zijn angst om iemand te verliezen waar je om geeft of angst om zelf te sterven.[3] Met name posttraumatische nachtmerries kan je wellicht beter onder begeleiding proberen trotseren, aangezien herinneringen aan de gebeurtenis zelf heel wat verdriet en leed met zich mee kunnen brengen. Hier volgen in ieder geval de vier besproken strategieën.
3.1 Relaxatie
Onderzoek wijst uit dat relaxatie of ontspanning de frequentie waarin nachtmerries voorkomen, vermindert. De redenering vanuit Spoormakers model is als volgt: ontspanning verlaagt je staat van angstigheid en aangezien angst de factor is die ervoor zorgt dat een nachtmerrie-script wordt geactiveerd, worden nachtmerries minder naarmate je je meer kunt ontspannen.
3.2 Exposure
Exposure gaat gepaard met relaxatie en levert betere resultaten op dan relaxatie alleen. De strategie houdt in dat je je blootstelt aan de pijnlijke herinneringen. Je roept de nachtmerrie dan opnieuw op en beleeft hem bewust opnieuw. Exposure kan je beter doen onder begeleiding van een daarvoor bevoegd persoon, of in een veilige omgeving. Het is bij deze strategie de bedoeling dat je een bepaalde mate van afstand behoudt ten opzichte van de droom. Als je je te hevig inleeft, kan het zijn dat je opnieuw in de gedachtengang van de nachtmerrie terechtkomt en dat is niet de bedoeling. Het is net de bedoeling dat je vanuit je normale wakende denken de nachtmerrie opnieuw beleeft zodat je inziet dat de nachtmerrie maar een droom was, en de gebeurtenissen erin je niet kunnen schaden.
Exposure is veel moeilijker en emotioneler wanneer de nachtmerrie op een traumatische gebeurtenis berust. Zorg er daarom voor dat je voldoende steun hebt om je verdriet op te vangen en vraag om (professionele) hulp indien nodig.
3.3 Het script veranderen
Er bestaan twee succesvolle manieren om het script van de nachtmerrie te wijzigen: de imaginatie-rescripting strategie en de lucide droomstrategie.
3.3.1 Imaginatie- en rescriptingstherapie (IRT)
Imaginatie-rescriptietherapie wordt door psychologen als de meest succesvolle methode beschouwd om van terugkerende nachtmerries af te komen. De methode bestaat erin het verloop van je nachtmerrie in tekst uit te schrijven en het plot zo te veranderen dat de droom goed afloopt. Wanneer je het aangepaste verhaal meerdere malen per dag herhaalt, kan dat ervoor zorgen dat het script en je verwachtingspatroon wijzigen waardoor de kans groter wordt dat de droom de volgende keer een andere wending zal nemen. De negatieve plot wordt op die manier doorbroken.
Annette van Schagen, Jaap Lancee en Victor Spoormaker hebben samen een protocolboekje opgesteld voor de GGZ. Er bestaat een versie van het boekje voor de hulpverleners en één voor de cliënt. Wanneer je IRT onder begeleiding volgt, zal de therapeut of psycholoog je waarschijnlijk vragen om een nachtboek of droomdagboek bij te houden waardoor je je nachtmerriepatroon in kaart kan brengen en je kan zien wat voor invloed de therapie op je droomleven heeft. Daarnaast zal je meer informatie over ons biologische waak- en slaapritme krijgen vooraleer je met de behandeling begint.
Mocht je alvast wat meer informatie over de biologische werking van waken en slaap willen opdoen, kan je ook hier enkele artikels lezen. Of je kan terecht op: nachtmerries.org. Droom- of slaapdagboeken kan je bijhouden op het forum en ook voor vragen of om ervaringen te delen met andere dromers kan je daar terecht.
3.3.2 Lucid droomtherapie (LDT)
De lucide droom behandeling werd door Spoormaker in zijn proefschrift Nightmares als alternatieve cognitieve reconstrueringstechniek naar voren geschoven en is sindsdien behoorlijk populair geworden op fora en websites over lucide dromen.
Bij deze techniek is het de bedoeling om het onderwerp van de nachtmerrie als een droomsignaal te beschouwen. Voor het slapen neem je je door middel van autosuggestie (een lucide droomtechniek die ook wel MILD of mnemomic induced lucid dreaming wordt genoemd) voor dat wanneer je het gekozen droomsignaal opnieuw tegenkomt, je bewust zal worden van het feit dat je droomt. Het terugkerende onderwerp van je nachtmerrie functioneert in dat geval als trigger om lucide te worden.
De methode is nog niet uitvoerig getest, maar de voorlopige bevindingen zijn behoorlijk positief in de zin dat LDT het aantal nachtmerries vermindert. Lucide dromen levert echter (zoals de meeste lucide dromers wellicht al ondervonden hebben) niet altijd bevorderende resultaten op voor de slaapkwaliteit. Uit forumervaring stellen we vast dat lucide dromers niet de beste slapers zijn. In die zin scoort IRT dus zeker beter.
3.4 Paradoxale intentie
Een andere cognitieve strategie die je kan helpen om je nachtmerries te verminderen, is paradoxale intentie. Paradoxale intentie houdt in dat je ‘nachtmerries krijgen’ voorstelt als iets positiefs. Wanneer mensen gevraagd wordt om in een slaaplaboratorium te verblijven om hun nachtmerries te bestuderen, ervaren ze opeens veel minder nachtmerries dan normaal. Nachtmerries krijgen wordt in dat geval beloond; je helpt er de onderzoekers mee en net vanwege die positieve associatie blijven ze achterwege. Wanneer je jezelf dus aanspoort om nachtmerries te krijgen of erin slaagt de nachtmerries voor te stellen als iets positiefs, zal hun negatieve emotionele lading vanzelf verdwijnen.
Je zou je enge dromen bijvoorbeeld kunnen gebruiken ter inspiratie om horrorverhalen te schrijven of je kan ze gebruiken als trigger om lucide te leren dromen. Lucide droomtherapie heeft namelijk een vergelijkbaar effect. Je spoort jezelf dan aan om nachtmerries te krijgen om lucide te worden. Op die manier kan LDT eveneens als een vorm van paradoxale intentie worden beschouwd. Ook bij het voorbeeld om horrorverhalen te schrijven, of door je nachtmerries op een andere creatieve manier uit te beelden, vervalt de negatieve evaluatie. De gruwelijke taferelen krijgen nu een positiever doel, namelijk zelfexpressie, spanning en fantasie.
Voetnoten
- 1. Spoormaker (2008), URL: http://journals.ub.uni-heidelberg.de/index.php/IJoDR/article/view/21/102
- 2. kwalificeren = herkennen, benoemen
- 3. Imaginatie- en rescriptietherapie voor nachtmerries, p. 24
Bronvermelding
- Spoormaker, V.I. (2008), A cognitive model for recurrent nightmares. International Journal of Dream Research 2008; 1: 15-22. Online beschikbaar op: http://journals.ub.uni-heidelberg.de/index.php/IJoDR/article/view/21/102
- Spoormaker, V.I., Schredt, M., van der Bout, J. (2006), Nightmares: from anxiety symptom to sleep disorder. Sleep Medicine Reviews, 10, 19-31. Online beschikbaar op:http://www.nachtmerries.org/pix/nightmares.pdf
- Van Schagen A.M., Lancee, J., Spoormaker, V.I. (2012), Imaginatie en rescripting therapie van nachtmerries. Protocollen in de GGZ. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.